Zaterdagmiddag word ik gebeld: ‘Is de Leeszaal open?’. ‘Jawel, tot 14 uur, coronatijden.’ ‘Is Lidia er? Dan herken ik zijn stem. ‘Oh Wim, ik ben nu niet in de Leeszaal, maar Lidia wel.’ ‘Dan bel ik haar wel.’ Mijn telefoonnummer staat op de website, maar blijkbaar heeft hij ook het nummer van deze hartelijke Roemeens-Rotterdamse vrijwilligster. Vóór corona kwam hij bijna dagelijks in de Leeszaal; het was zijn vaste rondje, de laatste tijd schuifelend achter een rollator. Met de een praat hij over boeken, met de ander over het weer. Sinds hij thuis een keer akelig gevallen is, mag en durft hij niet meer alleen de straat op. Later hoor ik dat Lidia hem heeft opgehaald en dat ze dat wel eens vaker doet.
Leeszaal Rotterdam West is door bewoners opgezet na sluiting van de buurtbibliotheek en andere buurtvoorzieningen. Het is een plek waar je boeken kunt halen en brengen, waar je culturele evenementen kunt organiseren en bijwonen, de Nederlandse taal kunt oefenen, en waar je gewoon tussen de mensen kunt zijn. Lang niet alle geregelde bezoekers zijn net als Wim uit op een praatje. De een gaat achter een krant aan de tafel zitten en verdeelt zijn aandacht tussen de tekst en wat er om hem heen gebeurt. Een ander onderbreekt halverwege de dag het eenzame artistieke proces op haar atelier door even wat boekenkasten te inspecteren. De vriendelijk groetende PostNL-bezorger houdt een boekenzoekpauze. Een jongedame zit urenlang met oordoppen op achter haar laptop. Nummer vijf, met een veel-buiten-kleurtje, laadt zijn telefoon op. Nummer zes komt iedere week kijken of er in de doos met ‘Zwarte Beertjes’ iets zit wat hij nog niet heeft. Nummer zeven bestelt voor 50 cent koffie en begint een verhaal. Enzovoort enzovoort. Dit was voor corona en komt hopelijk snel weer terug.
De Leeszaal moest een aantrekkelijke publieke plek worden, waar veel verschillende mensen iets te zoeken hebben, een beetje langs elkaar heen schuiven, en zo vertrouwder en benaderbaarder voor elkaar worden. Waar publieke vertrouwdheid kan ontstaan. Daarom hangen er geen affiches op de ramen: gesloten lijkt besloten, mensen moeten naar binnen kunnen kijken. Als je dat doet, zie je eerst stoelen en tafels en dan pas boeken. Want de Leeszaal is niet alleen voor mensen die doorgeleerd hebben. Maar de gedoneerde boeken worden wel streng geselecteerd, deskundig geordend en staan precies in het gelid. De Leeszaal is een voorstandsvoorziening. Er zit veel vakmanschap in; en veel liefde: met de vrijwilligers (uit 20 geboortelanden) hebben we het geregeld over de betekenis van ‘gastvrijheid’.
Voordat iemand denkt: uitrollen! In iedere wijk een Leeszaal! Zo maak je geen zorgzame wijken. Een zorgzame ofwel prettige wijk heeft diverse publieke plekken. Als de overheid het ‘langer zelfstandig wonen’ echt serieus zou nemen, dan zou ze zuinig zijn op het nog overgebleven maatschappelijk vastgoed. En ze zou veel meer geld en vakmanschap steken in het creëren, behouden en verbeteren van binnen- en buitenplekken waar mensen van alle leeftijden elkaar ongeregiseerd tegen kunnen komen en zelf keuzes kunnen maken. Plekken waar ze – al zittende tussen de mensen – vertrouwd kunnen worden of blijven met een veranderende sociale omgeving.
Dit stuk heb ik gemaakt voor ‘Ruimte maken voor ontmoeting. De buurt als sociale leefomgeving’, een verkenning van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, gepubliceerd in juni 2021. De foto is van Saskia Risseeuw